De meeste indruk maken vaak de dingen die je als kind hebt meegemaakt. Toen begreep je nog niet goed wat er precies gebeurde, maar je voelde wél alles aan. En al die indrukken trok je je persoonlijk aan — alsof het aan jou lag. Ook later in het leven kun je situaties meemaken die heftig of stressvol zijn. Ze voelen bedreigend en zetten je overlevingssysteem aan.
Misschien herken je het: je doet wat nodig is om je staande te houden. Je past je gedrag aan, bewust of onbewust, om door te kunnen gaan. Want op dat moment was dát wat nodig was. Trauma hoeft niet altijd iets groots te zijn. Zelfs ‘kleinere’ gebeurtenissen kunnen diepe impact hebben. Je hersenen — vooral het paniekcentrum, de amygdala — slaan die ervaringen op. Niet als een compleet verhaal, maar in losse stukjes: een geluid, een geur, een beeld, een gevoel.
En dat is ergens ook handig: het helpt je om later vergelijkbare situaties te herkennen en te vermijden. Maar nu ben je ouder. Je bent in een andere situatie. Je kunt verstandelijk vaak prima begrijpen dat iets veilig is. Alleen... je lichaam denkt daar soms anders over.
Je kunt ineens heel emotioneel worden, zonder te weten waarom. Of telkens op dezelfde manier reageren in bepaalde situaties. Je voelt onrust, je remt jezelf af terwijl je eigenlijk verder wilt. En je snapt maar niet waarom.
Dat komt omdat jouw overlevingssysteem nog steeds actief is — op reflex. Net als wanneer je instinctief wegspringt voor een auto. Je denkt niet na, je handelt gewoon. Zo werkt dat systeem: automatisch, snel, beschermend. Alleen kost het veel energie, vooral als het steeds ‘aan’ staat.